In dit hoofdstuk beschrijven wij de uitgangspunten die we hanteren bij het opstellen van de begroting en passen bij een verantwoord financieel beleid.
Algemene financiële uitgangspunten
Hieronder vindt u een overzicht van de indexeringen die we hebben gebruikt bij het opstellen van deze Kadernota. Deze gegevens zijn zoals gebruikelijk gebaseerd op het Centraal Economisch Plan (CEP) dat is opgesteld door het CPB in februari 2025. Voor de nieuwe investeringen hebben we een hogere index toegepast, zoals toegelicht in de investeringsagenda.
Net als in de afgelopen jaren geldt dat we begroten op basis van constante prijzen. Dat betekent dat we het komend begrotingsjaar indexeren naar het nieuwe prijspeil (in dit geval 2026) en de jaren daarna niet aanvullend indexeren. Dit geldt zowel voor de raming van de lasten als ook de baten.
Omschrijving |
Stijging 2026 |
---|---|
Salarissen gemeente |
2% |
Goederen en diensten gemeenten |
2% |
Subsidies |
2% |
Leges overige lokale heffingen |
2% |
Grondbedrijf |
Separaat vastgesteld |
Nieuwe investeringen |
3% |
Lokale lasten
De OZB en parkeertarieven worden trendmatig verhoogd met de inflatiecorrectie van 2%. Voor de Afvalstoffenheffing en de Rioolrechten streven we naar tarieven welke 100% van de kosten dekken. Bij het opstellen van de begroting 2026 wordt de stijging van de tarieven voor de Afvalstoffenheffing en Rioolrechten bepaald.
Subsidies aan maatschappelijke instellingen
In het financiële kader houden we rekening met een indexatie van de subsidies aan maatschappelijke instellingen voor 2026 van 2%.
Verbonden partijen
Smallingerland is deelnemer aan een groot aantal samenwerkingsverbanden. Deelname aan deze samenwerkingsverbanden brengt kosten met zich mee, en de bijdrage wordt bepaald door de begroting van het betreffende orgaan. Als er sprake is van een vastgestelde kadernota 2026 of begroting 2026 dan nemen we de bijstellingen ten opzichte van 2025 mee onder de categorie Ontwikkeling verbonden partijen. Verbonden partijen die daar niet opgenomen zijn, hebben nog geen door het algemeen bestuur vastgestelde kadernota of begroting voor 2026. In dat geval hebben we voor deze partijen onder de categorie Indexatie wel een tariefindexatie geraamd. Bij de begroting 2026 gaan we uit van de dan door het desbetreffende algemeen bestuur vastgestelde gegevens.
Structureel en reëel begrotingsevenwicht met ingang van 2026
De Gemeentewet schrijft voor dat de begroting structureel en reëel sluitend moet zijn. Dit betekent dat we structurele lasten dekken met structurele baten en dat eventuele bezuinigingen hard en haalbaar zijn. Zolang we dit realiseren vallen we onder repressief toezicht (toezicht achteraf) vanuit de provincie. Het begrotingsjaar is het kalenderjaar. Op 1 april dit jaar heeft de raad zich uitgesproken voor het structureel sluitend maken van de begroting met ingang van 2026 als basis voor een duidelijk en evenwichtig (financieel) meerjarenbeeld.
Deze kadernota laat een begrotingsevenwicht zien voor het komend begrotingsjaar en voor 2027, het eerste jaar van de meerjarenraming. Eventueel aanvullende ombuigingsmaatregelen waartoe de raad op 8 juli besluit verbeteren het financieel beeld. Vanuit financieel toezichtperspectief zijn voor de komende twee begrotingsjaren geen maatregelen nodig.
Goede presentatie van het structurele saldo en het saldo van incidentele lasten
Incidentele of eenmalige uitgaven dekken we uit de algemene reserve of uit een specifiek daarvoor gevormde bestemmingsreserve. Met ingang van de begroting 2026 verbeteren we de presentatie van het structurele saldo en het saldo van incidentele baten en lasten. Dit versterkt onze grip en die van raad en provinciaal toezichthouder op de ontwikkeling van het structurele saldo. Deze verbetering leidt tot een nadeel in de eerste jaren en een voordeel in het laatste jaar van de meerjarenraming. In de bijlage van deze kadernota lichten we dit toe.
Budget onvoorzien
In de begroting is een budget van € 100.000 opgenomen voor onvoorziene lasten. Het college kan dit budget gebruiken om snel en adequaat te reageren op onvoorziene situaties.
Algemene reserve en weerstandsvermogen
De minimale omvang van de algemene reserve is gebaseerd op het berekende benodigde weerstandsvermogen. In de jaarstukken 2024 zijn de risico's geactualiseerd en ingeschat op € 12,5 miljoen. In deze kadernota gaan we uit van dat bedrag dat net als in de vorige kadernota wordt verhoogd met een risicobuffer van € 2,5 miljoen om tot het vrij besteedbare deel van de algemene reserve te komen. Bij het opstellen van de begroting 2026 wordt het financiële weerstandsvermogen opnieuw geactualiseerd.
Algemene uitkering
Bij het opstellen van de begroting voor de jaren 2026-2029 gaan we net als voorgaande jaren uit van de informatie uit de meicirculaire 2025. De septembercirculaire komt te laat om structureel te kunnen verwerken in de begroting 2026. Daarnaast vinden wij het net als de provincie belangrijk dat we consistent omgaan met de keuze voor een bepaalde circulaire. Daarom laten we evenals voorgaande jaren de meicirculaire leidend zijn.
Investeringen
De investeringsbedragen voor de investeringen die gepland zijn in 2026 en verder zijn geactualiseerd naar het prijspeil van 2026. Voorheen werd geen rekening gehouden met inflatie inzake investeringen. Het gevolg was dat investeringen duurder uitpakken dan oorspronkelijk begroot. Om dit effect beter in beeld te brengen zijn de investeringsbedragen die gepland zijn voor 2026 en verder aangepast aan het huidige prijspeil. Hierbij wordt rekening gehouden met de inflatie. De voorgecalculeerde kapitaallasten zijn ook aangepast. De verhoging van deze kapitaallast is meegenomen onder de categorie Actualisatie investeringsagenda. Voor meer informatie hierover verwijzen we naar het onderdeel investeringsagenda.
Start kapitaallasten investeringen
De kapitaallasten worden geraamd in de jaarschijf waarin naar verwachting de afschrijvingen starten. Volgens de Financiële verordening Smallingerland wordt voor het eerst afgeschreven in het jaar na de ingebruikname. De gemeenteraad stelt vooraf de investeringskredieten vast waaruit de kapitaallasten voortkomen. Bij de begroting 2026 wordt een besluit gevraagd over de nieuwe investeringen en daarmee ook de verwerking van de kapitaalslasten in het meerjarenperspectief. In de investeringsagenda is een exact overzicht opgenomen van de investeringen waarvoor naar het huidige inzicht bij de begroting 2026 een investeringskrediet wordt aangevraagd en wat dit met ingang van wanneer betekent voor de kapitaallasten.
Beheerplannen voor kapitaalgoederen in de openbare ruimte
De beheerplannen worden eens per raadsperiode vastgesteld en daarna geactualiseerd. In de begroting worden de lasten opgenomen volgens de vastgestelde beheerplannen. In 2022 zijn het beleid en de beheerplannen voor de kapitaalgoederen geactualiseerd. De effecten hiervan zijn al vanaf de begroting 2023 opgenomen in het meerjarenperspectief. Met het opstellen van de investeringsagenda welke bij deze begroting zit zijn de (vervangings)investeringen volgend uit de beheerplannen geïndexeerd naar het prijspeil 2026.
Rente
In de begroting van 2025 hebben we het rentetarief voor nieuwe leningen gesteld op 3,25%. Dit percentage houden we voorlopig ook aan voor de begroting 2026, aangezien de tarieven voor langlopende leningen rond dit niveau blijven schommelen. We blijven de renteontwikkelingen goed volgen.
Voor de begroting 2026 verhogen we de interne omslagrente van 1,8% naar 2,0%. Dit is nodig vanwege de geplande investeringen en de leningen die we moeten afsluiten om deze investeringen te financieren.
In de toelichting op de financiële positie gaan we onder de categorie Actualisatie investeringsagenda verder in op de consequenties van de rente voor ons financieel meerjarenbeeld.