Renteontwikkeling
De rentetarieven die wij moeten betalen op de geld- en kapitaalmarkt worden voornamelijk bepaald door het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB). De ECB heeft in de laatste vergadering van 11 september 2025 besloten om de rente voorlopig niet te verhogen of te verlagen.
De inflatie in Europa ligt rond de 2%, wat precies de doelstelling van de ECB is. De economie groeit langzaam, en er zijn onzekerheden zoals internationale spanningen en politieke ontwikkelingen in andere landen. Daarom kiest de ECB ervoor om voorzichtig te zijn en de rente voorlopig gelijk te houden.
De te betalen rentetarieven op de leningen lijken hierdoor voorlopig stabiel te blijven. Wij handhaven daarom op dit moment een rentetarief van 3,25% voor nieuw aan te trekken leningen.
Renteschema 2026-2029
Het onderstaand renteschema geeft inzicht in de ontwikkeling van de rentelasten van de externe leningen. Ook wordt weergegeven hoeveel rentelasten worden toegerekend aan de taakvelden. De toerekening aan de taakvelden vindt plaats op basis van de boekwaarde van de investeringen door middel van renteomslag. De rente wordt hiermee toegerekend aan de taakvelden die daadwerkelijk bijdragen aan de financieringsbehoefte.
In onderstaande tabel zijn min bedragen voordelig en plus bedragen nadelig
Voor de begroting 2026 hanteren wij een renteomslagpercentage van 2,0% voor de toerekening van rente aan de taakvelden. Dit percentage ligt boven de werkelijke renteomslag, waardoor sprake is van een positief renteresultaat.
De werkelijke rentekosten worden hiermee volledig gedekt door de toegerekende rente. Het verschil tussen het gehanteerde rentepercentage en de werkelijke rente bedraagt 7,7%, wat ruim binnen de wettelijke bandbreedte van maximaal 25% valt. Aanpassing van het renteomslagpercentage is daarmee niet noodzakelijk.
Voor de toerekening van de rente aan de investeringen gebruiken we in de meerjarenraming 2027-2029 hetzelfde omslagpercentage als in het begrotingsjaar, namelijk 2,0%. Dit zorgt voor consistentie en voorspelbaarheid in de begroting en meerjarenraming. Ook de komende jaren zitten we hiermee binnen de wettelijke bandbreedte. We hebben daarnaast de werkelijke ontwikkeling van de te betalen rente van de leningen opgenomen in onze meerjarenraming. Hiermee is de renteontwikkeling dan volledig verwerkt.
Renterisico
Voor de beheersing van de renterisico's gelden twee concrete richtlijnen, namelijk de renterisiconorm en de kasgeldlimiet.
Renterisiconorm
In de Wet Financiering Decentrale Overheden staat vermeld dat gemeenten zich moeten houden aan de renterisiconorm. Het doel van de renterisiconorm is om ervoor te zorgen dat het renterisico bij herfinanciering beheerst wordt. De jaarlijks verplichte aflossingen en de renteherzieningen mogen niet meer bedragen dan 20% van het begrotingstotaal. Wij voldoen de komende jaren ruim aan deze norm.
Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet is het maximale bedrag dat een gemeente mag financieren met kort geld. Deze limiet bedraagt voor alle gemeenten 8,5% van het begrotingstotaal. Tot dit bedrag kunnen we 'rood' staan bij de Bank Nederlandse Gemeenten of kortlopende kasgeldleningen aantrekken.
Komen we hierboven, dan kunnen we maximaal 3 aaneengesloten kwartalen het meerdere financieren door kasgeldleningen (looptijd< 1 jaar). Na deze periode moet de korte financiering worden omgezet in een financiering met een looptijd van meer dan een jaar.
Schatkistbankieren
Het kabinet verplicht de gemeenten hun kasoverschotten, boven een drempelbedrag, onder te brengen bij de rijksoverheid. Door consolidatie van de onderlinge schuldverhoudingen tussen de rijks- en decentrale overheden zou de EMU-schuld van de collectieve sector dalen. Gemeenten mogen hun overtollige financiën tot een bepaald bedrag buiten de schatkist van het Rijk aanhouden. In 2021 heeft het rijk de drempelbedragen aangepast om de administratieve lasten voor de decentrale overheden bij het schatkistbankieren te beperken. Voor gemeenten met een begrotingstotaal kleiner of gelijk aan € 500 miljoen is het drempelbedrag 2,0% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 1 miljoen bedraagt. Voor onze gemeente is de drempel € 5,3 miljoen in 2026. Wij verwachten de komende jaren geen (structurele) kasoverschotten.