Ga naar de inhoud van deze pagina.
Begroting 2025 Begroting 2025-2028

Renteontwikkeling

De rentetarieven die wij moeten betalen op de geld- en kapitaalmarkt worden voornamelijk bepaald door het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB). De afgelopen jaren stegen de rentes snel om de oplopende inflatie tegen te gaan. In 2024 is de inflatie inmiddels weer flink afgenomen richting de doelstelling van de ECB. Met daarbij tekenen van een afkoelende economie heeft de ECB aangegeven weer stapsgewijs de rente te willen gaan verlagen. In september 2024 is al de tweede verlaging van 0,25 procentpunt doorgevoerd na eenzelfde verlaging in juni eerder dit jaar.

Het komende jaar zullen volgens veel economen waarschijnlijk nog een aantal renteverlagingen van 0,25 procentpunt worden doorgevoerd. Dit zal ook een positief invloed hebben op de rentetarieven die wij moeten betalen. Wij rekenen met een rentepercentage van 3,25% (in begroting 2024 was dat 3,75%) voor de nieuw aan te trekken leningen in deze begroting.

In onderstaand overzicht is het verwacht renteresultaat voor 2025 toegelicht:

Bedragen x € 1.000


Renteresultaat



a.

Externe rente over korte en lange financiering


4.612

b.

De externe rentebaten


0


Totaal door te rekenen externe rente


4.612

c.

Doorberekende rente grondexploitaties

148



Rente 'projectfinanciering'

0



(o.a. doorgeleende gelden aan woningbouwverenigingen)


0


Saldo door te rekenen externe rente


4.760

d1.

Rente over eigen vermogen (reserves)


0

d2.

Rente over voorzieningen


0


Totaal toe te rekenen rente aan taakvelden + overhead


4.760





e.

Werkelijk toegerekende rente aan




taakvelden + overhead (op basis van 1,8%)


5.497





f.

Renteresultaat op taakveld treasury (voordelig)


738


Wij hanteren voor de begroting 2025 net als in de begroting 2024 een omslagrente van 1,8%. Op basis van de door te rekenen externe rente zou het rentepercentage uitkomen op 1,56%. Met het oog op de toekomst handhaven wij echter de omslagrente van 1,8%. Volgens de rentenotitie BBV is een afwijking van maximaal 25% toegestaan tussen de berekende toegerekende rente op basis van de omslagrente (1,8%) en de werkelijke toe te rekenen rentelasten (1,56%). De afwijking tussen deze twee bedraagt circa 13% en daarom kan conform de BBV de omslagrente van 1,8% gehandhaafd blijven.

De omslagrente wordt gebruikt om de rente toe te rekenen aan de taakvelden op basis van de boekwaarde van de activa gerelateerd aan dat taakveld. Ook aan lopende projecten wordt rente toegerekend op basis van het omslagpercentage. Tot de begroting 2025 was een afwijkend rentepercentage voor de grondexploitaties van toepassing. Vanaf de begroting 2025 geldt voor de toerekening aan de grondexploitaties dezelfde rentomslag.

Renterisico
Voor de beheersing van de renterisico's gelden twee concrete richtlijnen, namelijk de renterisiconorm en de kasgeldlimiet.

Renterisiconorm
In de Wet Financiering decentrale overheden staat vermeld dat gemeenten zich moeten houden aan de renterisiconorm. Het doel van de renterisiconorm is om ervoor te zorgen dat het renterisico bij herfinanciering beheerst wordt. De jaarlijks verplichte aflossingen en de renteherzieningen mogen niet meer bedragen dan 20% van het begrotingstotaal. Dit laatste is voor de gemeente Smallingerland € 262,3 miljoen in 2025. De renterisiconorm voor 2025 is daardoor € 52,4 miljoen. We voldoen met een aflossingsverplichting van € 12,1 miljoen komend jaar ruim aan deze norm.

Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet is het maximale bedrag dat een gemeente mag financieren met kortlopende schuld. Deze limiet bedraagt voor alle gemeenten 8,5% van het begrotingstotaal. Dit komt voor ons in 2025 neer op € 22,3 miljoen. Tot dit bedrag kunnen we 'rood' staan bij de Bank Nederlandse Gemeenten of kortlopende kasgeldleningen aantrekken. Het kasgeld limiet wordt gebruikt om seizoensschommelingen op te vangen en te anticiperen op schommelingen op de rentemarkt.

Komen we hierboven, dan kunnen we maximaal 2 aaneengesloten kwartalen het meerdere financieren door kasgeldleningen (looptijd < 1 jaar). Na deze periode moet de korte financiering worden omgezet in een financiering met een looptijd van meer dan een jaar.